Van de speeltuin moest je lid zijn
Aanverwante artikelen
Mieke van Mook heeft altijd op Frederiklaan 65 gewoond. Ze komt uit een groot gezin van zeven kinderen. Voor de deur was een smal stoepje. Daar werden de fietsen neergezet. Regelmatig keek een moeder boos naar binnen omdat ze er met de wandelwagen niet door kon. Het huis bestond uit twee gedeeltes. Een voor- en achterkamer. De voorkamer werd alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt. Boven hadden de ouders een eigen slaapkamer en lagen de drie meisjes bij elkaar op een kamer. De vier jongens sliepen op de open zolder.
Zolang het huis er staat, heeft er één familie ingewoond. Dat begon met de opa en oma van vaderskant, gevolgd door een zus en daarna haar ouders. De moeder van Mieke heeft tot haar dood in het huis gewoond. Haar vader en drie broers hebben allemaal bij Philips gewerkt. Haar vader werkte op Strijp-2 tot aan zijn pensioen. “Wat hij daar precies deed, weet ik niet. Op een gegeven moment werd hij verliefd op een ander en is vertrokken.” Een ellendige tijd. Vanuit Philips kwam er maatschappelijk werk over de vloer. Omdat ze niet gescheiden waren, mocht de moeder er met de kinderen blijven wonen. ‘’Mijn moeder had enorm veel last van reuma. Ik heb altijd voor haar gezorgd. Wegens het erfrecht mocht ik in dit huis blijven wonen.’’ Ook de broers van Mieke hebben tot aan hun pensionering bij Philips gewerkt.
De meeste huishoudens bestonden uit grote gezinnen. “Bij ons op de hoek woonde een gezin met elf kinderen. Je had altijd wel iemand om mee te spelen. De speeltuin zat aan de andere kant van de weg. De ingang was op Jonghweg. Van de speeltuin moest je lid zijn. We zaten er veilig opgeborgen, dus mochten er regelmatig heen. Naar baas Van Dinter luisterden alle kinderen. Hij was best wel streng. Het was een heel moderne speeltuin. Niet te vergelijken met wat je nu ziet, maar wij waren er tevreden mee. Op school zaten kinderen uit Philipsdorp en van de andere kant van de Willemstraat. Wij waren arbeiderskinderen. Bij ons kwam de kapelaan over de vloer. Bij hen de ‘pastoor.’ Als 14-jarige ging Mieke van school om haar moeder te helpen in het huishouden. “Ik heb tot aan mijn zestiende thuis het huishouden gedaan, toen nam mij zus het over en ben ik gaan werken. Een heel bekend figuur was Bruno de ijscoman. Hij verkocht vers ijs. Verderop zat een ijscofabriek met verpakt ijs. Tijdens voetbalwedstrijden mochten alleen zij ijs venten. Bruno mocht alleen ergens blijven staan als hij iets verkocht. Heel de buurt leefde met hem mee en kwam op die dagen, om de beurt, een ijsje bij hem kopen.”
Op de Frederiklaan was het na 17.00 uur erg druk. Wilde je boodschappen doen dan moest je dat voor die tijd doen. Daarna werd de weg bezet door fietsers en bussen. “Ik weet nog dat we in de winter naar de meiden in de bussen sneeuwballen gooiden. Deze ‘Belgische trienen’ werden ‘s morgens met de bus afgezet en ’s avonds weer opgehaald. Ook reed de groenteboer met paard en wagen door onze straat. De buurvrouwen maakten regelmatig ruzie om de poep. ‘Het is mijn stront’, werd er dan geroepen. De poep werd gebruikt voor de tuin. Mieke werkte een blauwe maandag bij Philips, maar paste er niet tussen. ‘’Het waren echte fabrieksmeiden die over dingen praten waar ik niets van snapte. Ik heb wel bij de Etos gewerkt. In die tijd was het kruidenier waar de klanten alles zelf uit bakken konden pakken en het waar nog afgewogen moest worden. Later heb ik in de eerste supermarkt van Etos op de Karel de Grotelaan gewerkt.” Weg wil Mieke niet uit de buurt. Ze heeft te veel binding met haar huis. Niet met Philips.