De witte vlek van Woensel
Aanverwante artikelen
Het Rijks Krankzinnigen Gesticht, onder die naam stond de Grote Beek te Woensel oorspronkelijk te boek. Feitelijk was het RKG in de vroege jaren twintig van de vorige eeuw een stuk land dat niet bij Nederland hoorde. Het was een plek waar je beter niet kon komen. Zelfs als je wilde, dan nog was het terrein ontoegankelijk. Hoge hekken hielden de krankzinnigen binnen, maar ook de buitenwereld buiten. Het was een witte vlek op de kaart. Niettemin leefden, werkten en woonden daar meer dan 1500 mensen, te verdelen in twee groepen, de ‘bewaarden’ en de ‘bewaarders’.
Het RKG was een samenleving die goed kon zonder de wereld die buiten de hekken lag. Alles was aanwezig. De landbouw zorgde voor voedsel, de varkensstal zorgde voor vlees. De timmerwerkplaats maakte alles, van het pennenbakje voor de klerk, tot de doodskist van de overleden krankzinnige, die een naamloos graf wachtte op de begraafplaats van het gesticht.
Het lot van de bewaarden was niet te benijden maar dat van de grote groep broeders en zusters evenmin. Vijfhonderd gulden per jaar plus kost en inwoning. Het ‘gewone’ personeel mocht niet trouwen en hun diensten waren lang en zwaar. De bewaarden en de bewaarders waren min of meer tot elkaar veroordeeld. Deze bijzondere leefgemeenschap werd aangestuurd door de geneesheer-directeur die verantwoordelijk was voor de algemene gang van zaken, daarbij bijgestaan door een aantal artsen en hoofdbroeders wier macht en aanzien afgelezen kon worden aan de omvang van de sleutelbos.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.