Ze wist dat ze mensen nodig hadden bij de ‘Lampenpakkerij’
Aanverwante artikelen
Ria Rathje werd geboren op de Kreugelstraat en verhuisde vandaar met haar ouders naar de Lindenlaan 18.
Het was een prachtig huis. Toch voelde haar moeder er zich er niet veilig en was er zelfs bang. Haar vader maakte lange dagen. Tegen de avond schoof haar moeder dan een tafel voor de deur en legde Ria er onder te slapen. Kort daarop wist haar vader een huis te regelen op Lindenlaan 16. En was de verhuizing een feit.
“Mijn vader kwam uit Duitsland (1928 naar Nederland) en is als draaier bij Philips gaan werken.” Eigenlijk wilde de vader van Ria naar Brazilië reizen, maar leerde tijdens dansles de moeder van Ria kennen. Ze werden verliefd en trouwden. Tot 1945 woonden ze met z’n drieën met veel plezier op de Lindenlaan. De dag na de bevrijding werd de vader van Ria opgehaald en verdacht van het verraden van onderduikers bij onder meer de buren. In totaal moest hij negen maanden in Vught zitten. Hij werd ontslagen bij Philips en moest met zijn vrouw en dochter de woning verlaten. Later ontving de vader rechtsherstel en bleek iemand anders uit de buurt de “verrader” te zijn. “Ik was negen tijdens de bevrijding. Mijn tante had speciaal voor mij roesje in oranje aan mijn jurk gemaakt. Ik mocht echter niet meedoen omdat ik “fout” zou zijn. Dat heeft grote invloed op mij gehad. We verhuisden daarop naar de Drents Dorp. Ons mam is ondanks alles altijd een Philipsmens gebleven en is van Philipsdorp blijven houden.”
De moeder van Sis had twee kinderen en trouwde in 1904 met opa Van den Broek. Ze kregen samen vier kinderen en namen ook nog eens twee kinderen op in hun gezin toen haar broer en diens vrouw overleed. Het gezin belandde uiteindelijk op de Keerweerstraat. Sis werd daar geboren. Als jongste hoefde ze niet te gaan werken, maar wilde dit echter wel. Aanvankelijk wist ze al bluffend een baan bij een sigarenmaker te bemachtigen. Omdat ze ook graag mooie schoenen en zijde kousen wilde hebben, solliciteerde ze kort daarop bij Philips. “Ze wist dat ze mensen nodig hadden bij de ‘Lampenpakkerij’. Om voor die baan in aanmerking te komen, moest ze voor een commissie verschijnen. Ze vertelde hen dat ze van haar ouders niet hoefden te werken, maar dit graag wilde. Ook haalde ze aan dat binnen het gezin een aantal mensen bij Philips moest werken. Dat gaf de doorslag. “Mijn moeder heeft altijd met veel plezier bij Philips gewerkt.” Philips was heel sociaal. Het waren echte mensen die lieten zien dat ze tussen de mensen waren. Philips kon er niets aan doen dat ze mijn vader moesten ontslaan. Het was het systeem dat niet deugde. Mijn vader was een withemd die met manchetten werkte. Daar kwam plotsklaps een eind aan. Toch heeft hij het nog ver weten te schoppen. Er werd van hem gezegd dat hij gouden handen had. Dus Philips had hem liever gehouden.”
”Natuurlijk merkte ik wel dat gedurende de oorlog kinderen minder aardig tegen mij waren. Ik had een prachtige pop die hebben ze bewerkt met een naald. Het waren kleine dingen Doordat ik enig kind was, hadden we het goed thuis. Toch kreeg ik met de paplepel ingegoten dat wie hoog vliegt ook een heel eind kan vallen. Als kind wilde ik graag naar het schooltje van Philips. Daar leerde je naaien en koken. Op een gegeven moment nam mijn vader, onder het mom ‘we gaan oma’, mij mee. Het was net pauze op het schooltje. Daar zag je meisjes achter de hekken zitten terwijl ze hun boterham op aten. Ik weet nog dat mijn vader zei” ‘Als je achter de tralies wilt zitten, moet je daar heen. Kies je er voor dan kom je er bij niet meer in.’ Dat heeft mij tot nadenken gezet. Ik ben vervolgens naar de vakschool gegaan en was op mijn achttiende lerares naaister.” In Philipsdorp heb ik lang niet willen wonen. Het was een pijnlijke ervaring die ik nog steeds voel. Ik neem niemand iets kwalijk, maar het heeft mij leven getekend. Toch heb ik ook heel goede herinneringen aan die tijd. En heb er zeker een mooie jeugd in een fijn huis mogen beleven.”