De reinheid der straten
Aanverwante artikelen
Een goede openbare hygiëne is belangrijk voor ieders gezondheid.
Schoon en veilig drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering en een snelle en efficiënte vuilnisophaaldienst zijn daar enkele voorbeelden van. In het begin van de twintigste eeuw stak de stadsreiniging niet zo vernuftig in elkaar als nu. In 1909 bestond de Eindhovense reinigingsdienst uit drie personen. De mannen voerden een achterhoede gevecht met het vegen van de straten, het zuiveren van rioolputten, het ophalen van huisvuil, het sproeien en onderhouden van wegen en het schoonhouden van sloten en waterlopen.
Hun gereedschap was primitief. Dit bestond uit wat bezems, schoppen, spaden en enkele handkarren. Niet verwonderlijk dat Eindhoven een smerige stad was en dat het klachten regende bij gemeente en gezondheidscommissie over plassen met vuil water, her en der verspreide vuilnishopen, stank, ongedierte en ga zo maar door. De drie vuilnismannen was deze toestand niet aan te rekenen. Een verordening uit 1865 bepaalde dat de inwoners verplicht waren drie keer in de week de straat voor hun huis schoon te maken en de goten door te spoelen. Veel mensen waren niet bekend met deze regel en zij die hem kenden vonden ‘m ouderwets.
In 1918 werd de reinigingsdienst ingrijpend gereorganiseerd. De dienst groeide van vier naar tien personen. Er waren voortaan zes straatvegers, een rioolreiniger, twee huisvuilophalers en een persoon die verantwoordelijk was voor het schoonhouden van De Vest en de urinoirs. Ook werd geïnvesteerd in moderner materieel zoals een beerputpomp. Het gemeentebestuur had eindelijk ingezien dat de tijdgeest strengere eisen op hygiënisch gebied stelde. Na de annexatie van de omliggende dorpen in 1920 bleek deze uitbreiding slechts een druppel op de gloeiende plaat. Eindhoven werd viezer en viezer. De reinigingsdienst kon de snelle groei van de stad niet bijbenen.
Op de foto Jacques Slegers, de laatste (hand)straatveger van Helmond, ca. 1970.