Trompvoerders en fakkeldragers.
Aanverwante artikelen
In 1882 was de gemeente Helmond in oppervlakte nog maar klein.
Toen was de stad verdeeld in drie brandwijken. In elke wijk stond een brandspuithuis, een aan de Donkerpoort, een aan het Binderseind en een op de Steenweg. Die brandspuiten werden bediend door een vrijwillig brandweercorps onder leiding van een opperbrandmeester. Er waren 12 brandmeesters, 12 trompvoerders, 24 fakkeldragers en 210 pompers. Trompvoerders waren diegenen die de brandslang op de vuurhaard richtten. Die fakkeldragers zijn intrigerend; die verwacht je eerder om iets in de brand te steken. Zij moesten de blussers bijlichten, er stonden toen nog niet zo veel lantaarns in de stad. In 1920 waren er zes brandspuithuizen: aan het Groenewoud, bij de gasfabriek, aan het Binderseind, in de Molenstraat, aan de 2e Haagstraat en bij de watertoren. In 1925 is er ook een brandspuithuis bij de politiepost in de Heistraat.
De aanrijtijden konden wel eens wat lang worden door openstaande bruggen over de Zuid-Willemsvaart. In 1925 stond de brandweer daar ongeduldig te wachten terwijl aan de andere kant van het kanaal een fabriek afbrandde. De Hoofdingenieur van Rijkswaterstaat liet daarop een instructie uitgaan dat het brugpersoneel op verzoek van de brandmeester of de politie de brug zo spoedig mogelijk moest sluiten en deze gesloten houden zolang het nodig was. Soms was het nodig om assistentie van een ander corps in te roepen, zoals bij de grote brand bij J.A. Carp’s Garenfabrieken in 1928. De Eindhovense brandweer werd te hulp geroepen. Na een uur was die aanwezig. In dat jaar waren er in Helmond 14 kleine en 9 grote branden.
Het spuithuis aan het Groenewoud groeide uit tot het centrale spuithuis. In 1931 waren er plannen voor de bouw van een nieuwe brandweerkazerne aan de Zuid-Koninginnewal, links naast het politiebureau. Dat plan ging echter niet door. Omdat de toestand van het centraal spuithuis zo treurig was, drong de brandweer er bij de gemeente op aan om toch iets nieuws te bouwen; het bleef echter bij een verbouwing van het bestaande pand. Dat gebeurde in 1932, waarbij de poorten werden verbreed. Doordat de ruimte aan het Groenwoud te klein was, werd in 1949 een loods bij de Gemeentebedrijven aan de Havenweg in gebruik genomen. Nieuwbouw aan het Oostende ging wegens gebrek aan financiën niet door. Als tijdelijke oplossing werden de gebouwen van Van Stekelenburg aan de Waardstraat aangekocht en in gebruik genomen. Pas in 1985 verhuisde men naar de Deurneseweg naar de voormalige Peugeotgarage die werd verbouwd tot brandweerkazerne. Gesitueerd aan de drukste doorgaande weg van de stad kan men alle wijken en industrieterreinen vlot bereiken.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven