Terug naar toen; kiesrecht
Aanverwante artikelen
Over drie maanden mogen we weer van ons democratisch recht gebruik maken, want dan zijn de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Mogen, want sinds 1970 zijn we niet meer verplicht om een stembriefje in de stembus te deponeren. De opkomstplicht is toen afgeschaft. Het algemeen kiesrecht, waar nu nogal lichtvaardig mee wordt omgegaan gezien de opkomstpercentages is zwaar bevochten in de negentiende en begin twintigste eeuw.
Vanaf 1848 veranderen de criteria waaraan een kiesgerechtigde moet voldoen, zoals voldoende belasting betalen, ‘tekenen van maatschappelijke geschiktheid’ tonen en in staat zijn om je eigen broek op te houden. Door de verruiming van de criteria komt aan steeds meer mensen het algemeen kiesrecht toe, behalve aan vrouwen. Want vrouwen, hoe vermogend, slim of zelfstandig ook, moeten zich niet met politiek bemoeien. Ze kunnen de natie niet beter dienen dan door goed voor hun man en kroost te zorgen. Achter het aanrecht dus. Dit was althans een gedachte die vooral bij confessionele partijen leefde. In 1894 wordt de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht. In 1909 krijgt deze vereniging navolging in Eindhoven. Overigens zijn niet alleen vrouwen lid, ook mannen van statuur zoals de fabrikanten Van der Nahmer en Schröder en gemeente-arts dokter Sala. In 1917, het jaar dat mannen het algemeen kiesrecht krijgen, en in het spreekwoordelijke hol van de leeuw, namelijk de zaal van het Eindhovensch Mannenkoor op het Stratumseind, nodigen de dames een spreker uit die voorstander van het vrouwenkiesrecht is. Die spreker was niemand minder dan de psycholoog en romanschrijver Frederik van Eeden. Hij sprak er de volgende woorden: “het wordt tijd dat in de goore keuken van onze mannelijke politici eens degelijk de reinigende bezem door een propere Hollandsche vrouw ter hand wordt genomen”.